20 jaar belevenissen met Bernhardt Edskes
We schrijven 19 juni 1999. In de dorpskerk van Noordwolde vond een symposium plaats dat georganiseerd werd door de jubilerende Stichting Groningen Orgelland. Tevens was het een Schnitger-herdenkingsjaar. Verscheidene orgelmakers waren aanwezig om iets te vertellen over hun visie op de orgelbouw. Daarbij was het bijna voltooide orgel in de Örgryte Nya Kyrka te Göteborg een belangrijk thema. Als pas afgestudeerd organist had ik de eer om tussen de sprekers door het nog ongerestaureerde orgel te bespelen. Het idee daarbij was om de verschillende fasen van de lange geschiedenis van dit orgel te laten horen, van de Renaissance tot de moderne tijd. Een van de sprekers was Bernhardt Edskes, waarvan op dat moment alleen de achternaam een voor mij bekende klank had. Broer Herman Edskes kende ik het langst: hij toonde altijd een warme betrokkenheid bij de zomerse lunchconcerten in de Martinikerk, die door studenten verzorgd werden. Ook Bram had ik al enkele malen ontmoet, bijna altijd in combinatie met een activiteit in de Der Aa-Kerk. Met oudste broer Cor Edskes had ik op dat moment al een heel verleden. Samen met goede vriend Jan Willem van Willigen werd er regelmatig een ‘orgelavondje’ belegd, waarbij Cor soms tot diep in de nacht zijn immense kennis en ervaring deelde. Ook hielp ik regelmatig met het stemmen van de tongwerken in de Martinikerk: ik hoor Cor nog roepen vanuit de orgelkas: ‘nee, E….. Emiel!’
Maar nu maakte ik dus voor het eerst kennis met de jongste broer: Bernhardt. Het enige dat ik wist, was dat er iets met Orgelmakerij Metzler en Zwitserland was: dat had ik al eens vernomen uit de publicaties rondom het Schnitger-orgel in Nieuw Scheemda.
Zodra de lezing begint zit ik op het puntje van mijn stoel: hier is iemand aan het woord die weet waar hij het over heeft. Heel veel dingen rond orgels en orgelbouw die ik intuïtief op een bepaalde manier aanvoel, worden door hem onderhoudend en helder onder woorden gebracht. Met name de persoon Arp Schnitger wordt op overtuigende wijze tot leven gewekt in dit gloedvolle betoog: later zou ik merken dat Bernhardt zich praktisch vereenzelvigt met deze Stradivarius onder de orgelmakers. Tijdens de lezing had ik een ervaring die zich het best laat omschrijven door de Bijbeltekst over de Emmaüsgangers (Lukas 24:32): ‘Was ons hart niet brandende in ons?’
Na afloop van de bijeenkomst komt Bernhardt op me af om me te bedanken voor mijn spel. We raken aan de praat en het gesprek eindigt met de uitnodiging om eens in Zwitserland te komen kijken. Dat is niet tegen dovemansoren gezegd en het plan ontstaat om samen met eerder genoemde Jan Willem in deze warme zomer van 1999 met zijn Volkswagen (‘hittegolf’) af te reizen naar het bergachtige zuiden. Daarbij werd de kofferbak goeddeels gevuld met opnameapparatuur: Jan Willem is naast huisarts ook een bijzonder goede geluidstechnicus.
Eenmaal in het Zwitserse Wohlen aangekomen wacht ons een allerhartelijkste ontvangst door Doris en Bernhardt en waan ik mij in een soort paradijs. Het hele huis staat vol prachtige instrumenten, met als hoogtepunt een fors achtvoets orgel in Schnitgerstijl. Dit instrument is inmiddels naar Japan verkocht en net als veel ander (historisch) meubilair wil de grote collectie instrumenten nogal eens wisselen.
Twee weken lang reizen we met Bernhardt langs door hem gemaakte of gerestaureerde orgels in Zwitserland, Oostenrijk en Duitsland, waarbij ik me -behalve aan de orgels- vergaap aan de geweldige landschappen. Vooral de tocht naar Mittenwald is me bijgebleven en nog altijd is dat sprookjesdorp hoog in de Zuid-Duitse bergen een van mijn favoriete vakantiebestemmingen. Het is ook de plek waar fijnproever Bernhardt zijn favoriete Italiaanse ijs ontdekte en een nieuw item aan de menukaart van een Italiaans restaurant toevoegde: de ‘Pizza Organo’.
De kloosterkerk van Muri was ook een hoogtepunt: een soort Efteling voor organisten, waarbij het Evangelie- en Epistel-orgel bepaald niet onderdoen voor het geweldige hoofdorgel. De stad Zug was ook zo’n ontdekking; los van de magnifieke stad zelf, kom je hier een aantal prachtige orgels tegen. De reis voerde verder naar onbekende oorden, zoals Sack en Clauen, waar fantastisch gerestaureerde kleinoden te vinden zijn. Het gereconstrueerde Vater-orgel in Melle: wat een feest! Daar ben ik inmiddels ook al vele malen terug geweest. Op het programma stond ook een bezoek aan het Landesmuseum te Zürich, waar zich het bijzondere ‘Tragorgel’ uit 1777 bevindt, gerestaureerd door Bernhardt. Terwijl we bezig waren met de voorbereidingen, waren er enkele Amerikaanse toeristen in dezelfde museumzaal, die ergens aanzaten, waardoor het alarm afging. Binnen 20 seconden stonden er twee geüniformeerde mannen binnen met machinepistolen: je krijgt dan wel het nodige respect voor Zwitserse wet- en regelgeving….
Het eerste Edskes-orgel dat ik bespeelde was overigens de Schnitger-kopie in de Waisenhauskirche te Basel. Dit orgel is een reconstructie van het instrument dat Schnitger voor de Waisenhauskirche in Hamburg maakte en dat na een ombouw nu in Grasberg staat. Ik was meteen verkocht toen ik dit orgel bespeelde. Alles klopte: de bouwwijze, het uiterlijk, de speelaard, maar vooral: de klank! Vorig jaar was ik op uitnodiging van de Schola Cantorum Basiliensis voor het eerst weer terug bij dit orgel en de ervaring was na twintig jaar nog altijd even inspirerend! De leukste ontdekking tijdens deze reis was misschien wel dat er toch nog meer mensen blijken te zijn die de hele dag over orgels praten en ’s morgens bij het ontbijt gewoon verdergaan waar ze de avond ervoor gebleven zijn.
De neerslag van deze bijzondere reis werd gevormd door een tweetal cd’s. Het idee hiervoor ontstond spontaan omdat Bernhardts bedrijf in het jaar 2000 vijfentwintig jaar zou bestaan en we toch aan het opnemen waren. De combinatie van Edskes-orgels en mijn improvisaties bleek een gelukkige: de ‘Bernhardt Edskes Orgelbau’- schijfjes waren binnen de kortste keren uitverkocht! Het bleek ook het startpunt voor mijn internationale carrière te zijn en ik ben Bernhardt nog altijd zeer dankbaar voor deze kans. Vele vriendschappen in het buitenland zijn hiermee begonnen, in het bijzonder wil ik hier noemen mijn vrienden Christian Kögler (St. Florian), Andreas Frey (Mittenwald) en Egon Schwarb (Muri).
In 2001 werd de restauratie voltooid van het Schnitger-orgel in de Jacobikerk te Uithuizen. Behalve Bernhardt waren zowel zijn broers Cor als Herman hier organist. Een orgel waaraan de naam Edskes dus echt verbonden is en dat nog steeds een bijzondere plaats in Bernhardts hart inneemt. Tijdens de ingebruikname van dit instrument ontstond het concept dat we als duo Edskes-De Vries nog steeds met enige regelmaat uitvoeren: de orgeldemonstratie. Bernhardt vertelt over het totaalconcept, de achtergronden en de diverse registergroepen. Tussendoor word ik geacht de registers ‘naar de aard van de toon’ (een door Bernhardt zeer geliefd citaat van Hess) te bespelen. Met verbale en muzikale improvisatie zijn zo in de afgelopen twee decennia talloze orgels dichter bij het publiek gekomen. Met name de meerdaagse excursies van de Stichting Groningen Orgelland zullen bij veel mensen in warme herinnering blijven. Daarbij gaat het nooit om jaartallen en dorre feitjes: Bernhardt weet een orgel altijd in een context te plaatsen, vertelt daarbij terloops nog over kerkarchitectuur en citeert graag beroemde filosofen. Aan het einde van zo’n orgeldemonstratie moet ik altijd extra goed opletten, want dan klinken steevast de gevleugelde woorden ‘ik heb nog een wens’. Het blijkt dan dat Bernhardt een bepaalde registercombinatie wil horen, liefst gecombineerd met een bepaalde muzikale vorm en een thema. Dat kan bijvoorbeeld een trio zijn met de Cantus Firmus in het pedaal over ‘Wer nur den lieben Gott lässt walten’. Samen met ‘Wie schön leuchtet der Morgenstern’ is dit overigens een van de meest geliefde koralen van Bernhardt. Als er na zo’n wensimprovisatie nog tijd over is, krijg ik onveranderlijk de ‘vrije hand’ om nog iets te laten horen.
Het is wonderlijk hoe er tijdens zo’n orgeldemonstratie soms een bijna magisch geheel ontstaat, dat veel meer is dan de som van de afzonderlijke delen. Zo’n moment was er bijvoorbeeld in de Jacobikerk te Lübeck, waar we met een SGO- excursie het fantastische Stellwagen-orgel kwamen bewonderen. Het was inmiddels avond: de zon zakte in het westen en het kerkinterieur werd in een sfeervol licht gehuld. Bernhardt begon zijn verhaal dan ook met het feit dat kerken op het oosten gericht zijn, wat het woord ‘oriëntering’ al precies aangeeft. Van de inrichting van de kerk kwamen we op de prachtige gotische orgelkassen in deze ruimte en kwam het aan de noordwand gesitueerde Stellwagen-orgel steeds meer tot leven. De combinatie van een bevlogen spreker, een fantastisch orgel en een ademloos luisterend publiek in een prachtige ruimte, maakte dat alles op een vanzelfsprekende manier op zijn plek viel. Momenten om te koesteren!
Omdat Bernhardt me wilde laten delen in zijn liefde voor de Scandinavische landen, mocht ik in 2001 mee op vakantie naar Denemarken. Dat werd uiteraard een orgelvakantie, waarbij we onder meer Kopenhagen, Haderslev, Roskilde en Helsingør bezochten. Ook het beroemde Compenius-orgel in slot Frederiksborg ontbrak niet. De voorliefde voor dit land blijkt besmettelijk te zijn: ik ben er inmiddels al heel wat keren geweest om te genieten van de ruimte, de rust, de schoonheid, de vriendelijke mensen en de prachtige orgels. Bernhardt wees er verschillende malen op dat er in Zweden ook zoveel belangwekkende orgels staan. We maakten tijdens deze vakantie al even de oversteek naar het Zweedse Helsingborg, waar Dietrich Buxtehude vandaan kwam en zijn eerste organistenpost bekleedde. Zoals altijd weet Bernhardt ook in Zweden uit z’n hoofd de meest belangwekkende instrumenten met hun makers en jaartallen op te noemen. Zo is er, mede door zijn samenwerking met organoloog Carl-Gustaf Lewenhaupt, veel meer bekend geworden over de orgelmaker Johan Niclas Cahman, die enkele prachtige orgels naliet in Zweden. Ik mocht zelf vorig jaar kennismaken met zijn beroemdste instrument in Lövstabruk Kyrka: wat een juweel!
In Nederland bezitten Bernhardt en Doris een prachtig historisch huis, recht tegenover de middeleeuwse Hippolytuskerk. Voordat we het huis binnengaan, moet ik toch nog even iets over die kerk vertellen. Allereerst is Bernhardt dol op het carillon dat zich in de toren bevindt: het geldt als een van de fraaiste Hemonybeiaarden ter wereld. De prachtige kerk bezat vroeger een orgel van Anthonie Waalckens, dat door Schnitger omgebouwd werd. Helaas besloot Petrus van Oeckelen om dit orgel in 1863 te vervangen en van het oude instrument resteert alleen nog een beeldje van het Rugpositief. Bernhardt is sowieso al geen groot bewonderaar van Van Oeckelen, maar het weggooien van Schnitger-materiaal is natuurlijk helemaal onvergeeflijk. Achter het huidige orgel hangt een bordje dat begint met de tekst ‘De grote orgelmaker Petrus van Oeckelen vervaardigde dit instrument in 1863.’ U mag raden wie bij het woordje orgelmaker de tekst ‘ca. 1.80 m’ toevoegde….
Maar nu terug naar het huis, dat een streng symmetrische gevel heeft met een indrukwekkende daklijst en twee forse schoorstenen op het dak. Net als bij veel orgels van Bernhardt (en Schnitger!), zijn de afzonderlijke delen ook weer symmetrisch in zichzelf: de grote deur in het midden heeft lantaarns aan weerszijden en een forse vlaggenmast in het midden. Elk venster heeft fraai afhangende gordijnen en precies in het midden een schemerlamp op de vensterbank. Ook de Engelse tuin is volledig symmetrisch; eigenlijk detoneert alleen de grote auto op de oprit. Maar op dat gebied laat Bernhardt zich graag verwennen: een auto moet snel en comfortabel zijn. Ik durf niet eens een schatting te maken van de hoeveelheid kilometers die hij er al op heeft zitten. Trouwens ook niet van het totaalbedrag aan boetes die hij al kreeg vanwege zijn voorliefde voor hoge snelheden. Het heen en weer gevlieg (ook letterlijk) tussen Zwitserland en Nederland leverde hem al de bijnaam ‘The flying Dutchman’ op…..
Maar we betreden nu de statige gang van het huis en worden dan geconfronteerd met een uit de hand gelopen hobby van Doris en Bernhardt: klokken. Burgemeestersklokken, staartklokken, stoelklokken: de hele gang hangt vol met antiek dat bij de tijd probeert te zijn. Verder treffen we -net als in Wohlen- in de beide kamers beneden natuurlijk een keur aan instrumenten aan, waaronder een prachtig kabinetorgel van Van Gruisen en een secretaire-orgel van Hillebrand. Een prachtig clavecimbel werd al eens gebruikt bij cd-opnamen in de Hyppolytuskerk in 2002. Dat was eigenlijk niet gepland, maar omdat de theorbe-speler niet voldeed, besloten we vlak voor de opname bij Bernhardt aan te bellen en te vragen of we zijn clavecimbel konden gebruiken. Jan Willem en ik staken met het instrument de weg over en zo is het instrument te beluisteren in continuo-spel bij madrigalen van Monteverdi.
In Middelstum werden veel uurtjes doorgebracht in de ruime keuken, waar we aan de eettafel menig boompje hebben opgezet over alles wat des orgels is. Daarbij vergaten we de tijd wel eens. Zo zat ik er op een zondagmiddag en kwam ik er om 16.00 uur achter dat ik de kerkdienst van 16.30 uur in ‘De Rank’ te Zuidhorn moest spelen. Dankzij Bernhardts vaardigheden als coureur stormde ik om één minuut voor half vijf de orgeltrap op.
Hoewel ik in Middelstum maar enkele malen de statige trap naar de eerste verdieping bestegen heb, zijn er wel dierbare herinneringen aan verbonden. Toen ik in de zomer van 2002 mijn vriendin Sonja uit Zuid-Afrika voorstelde, werd haar onmiddellijk gastvrij een kamer aangeboden voor de periode dat ze in Nederland was. De eerste verdieping van het statige huis in Middelstum zal voor mij daarom altijd verbonden blijven aan de eerste zoen die ik daar van Sonja kreeg….
Uiteindelijk leidde een en ander tot ons huwelijk in 2005, waarbij ook Bernhardt en Doris aanwezig waren bij het feest in Kaapstad. Sindsdien zijn ook zij verknocht aan het prachtige Zuid-Afrika en zijn ze er enkele malen geweest.
Voor wat betreft de Edskes-cd’s sneed het mes aan twee kanten: mijn naamsbekendheid kreeg een flinke impuls in het buitenland, maar Bernhardts naam werd nu veel bekender in Nederland. Zo kwam de orgelcommissie van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) te Ommen in Zuidhorn luisteren om zich te oriënteren op een nieuw orgel. Hoewel het Van Vulpen-orgel aldaar zeker in de smaak viel, besloot men na mijn enthousiaste verhalen en het beluisteren van de cd’s met de firma Edskes in zee te gaan. Zo werd in 2004 het prachtige orgel in ‘Het Baken’ te Ommen opgeleverd, waar ik tien jaar lang regelmatig diensten speelde en wekelijks lesgaf. Een uniek instrument in het toch al rijke Nederlandse orgellandschap: waar vind je een orgel met Hoofdwerk en Borstwerk, waarbij het vrije Pedaal in twee torens aan weerszijden staat opgesteld, zonder pedaalkoppels? Het idee komt -hoe kan het anders- van Arp Schnitger: het concept is gebaseerd op dat van het Schnitger-orgel op het eiland Pellworm. Vele andere opdrachten volgden en ik hoop dat de firma, nu onder leiding van Andreas Bösch, nog veel in Nederland van zich zal laten horen!
In het Zwitserse Dübendorf verrees in 2014 een indrukwekkend instrument, dat ook binnen Bernhardts oeuvre uniek is. Het staat in twee kassen, links en rechts van het westvenster van de fraaie parochiekerk uit de jaren vijftig opgesteld. Hier is te zien en te horen dat Bernhardt niet slaafs volgens bepaalde ideeën werkt, maar uiterst creatief voortborduurt op wat er al is aan grote kunst. ‘Schicht auf Schicht’ noemt Bernhardt dat onveranderlijk. De vrijstaande speeltafel tussen de twee orgelkassen is volledig mechanisch, maar heeft een bijzonder lichte, sensibele tractuur. Daarvoor werden onder andere keramische schijven ontworpen, die zorgen voor een minimum aan wrijving op de draaipunten. Maar ook het zelfsluitende ladesysteem, dat in ieder nieuw Edskes-orgel te vinden is: even eenvoudig al briljant. Het Positief staat achter zwelluiken; een concept dat hij eerder in Zürich toepaste. Al met al een orgel dat niet in een hokje te plaatsen is en waarop heel veel muziek uit allerlei stijlperioden te vertolken is. In het jaar van oplevering werd ik gevraagd hier een cd op te nemen, waaraan de Roden Girl Choristers, onder leiding van mijn vrouw Sonja meewerkten. Dat was een buitenkans: omdat Sonja zwanger was van onze dochter, kon de geplande tweejaarlijkse reis naar Engeland met het koor niet doorgaan. De cd-opname zagen we echter wel zitten en zo is dit orgel voor mij onlosmakelijk verbonden met een dikbuikige dirigente en het koor dat een belangrijk deel van ons leven uitmaakt. Enkele jaren daarna gaf ik opnieuw een concert op dit inspirerende orgel en Bernhardt wilde een paar minuten voor het concert even laten weten dat hij er ook was en groeten. Hoewel hij tijdens de bouw van het orgel ontelbare maken de stenen trap naar het orgelbalkon bestegen moet hebben, gleed hij deze keer uit. Met pijnlijk gekneusde ribben heeft hij dit concert meegemaakt vanuit een stoel naast de speeltafel. Dat muziek een helende werking heeft bleek ook nu weer: na het concert had Bernhardt al snel weer het hoogste woord en waren de sterke verhalen niet van de lucht!
Via Bernhardt heb ik ook kennis gemaakt met enkele grote namen uit de muziekwereld, onder wie Harald Vogel, Jean Claude Zehnder en Hans Davidsson. Daarbij kwam dan steevast de opmerking ‘die ken ik nog uit de korte broek!’. Net als bij broer Cor, die in 2015 overleed, is het een voorrecht om regelmatig te kunnen delen in de kennis en ervaring van iemand die al zo lang actief is in de orgelwereld. En ondanks het feit dat Bernhardt sinds 2019 officieel met pensioen is, gaan de orgelactiviteiten natuurlijk gewoon door. Want denkt u niet dat het laatste door Bernhardt geïntoneerde orgel in de Lutherse Kerk te Groningen of in de Joriskerk te Amersfoort staat. Die eer valt te beurt aan het barokorgel in mijn ‘Kerkhuis’ te Niezijl. Al meerdere keren was Bernhardt begonnen aan deze klus, maar omdat er -mede door de Corona-uitbraak- eindelijk meer ruimte in zijn nog altijd volle agenda kwam, konden er dit jaar wezenlijke stappen gezet worden. Daarbij worden er aan de tafel in de Niezijlster muziekzaal veel verhalen uitgewisseld en de nodige moppen getapt. Want ondanks zijn uiterst consciëntieuze werkwijze, treedt Bernhardt het leven met de nodige humor tegemoet. Al vele decennia is zijn ‘Sitz im Leben’ onveranderd; het laat zich niet beter samenvatten dan door het citaat van Gottfried Keller (1819–1890):
Laßt uns am Alten
so es gut ist halten.
Doch auf altem Grund
Neues schaffen zu jeder Stund.