In deze bijzondere tijden van het Corona-virus, zit ik aanmerkelijk meer achter mijn computer dan normaal. Dat heeft als gevolg dat mijn digitale skills wat toenemen, wat bitter noodzakelijk is, maar ook dat ik vaker op het internet te vinden ben. Nu vond ik een fenomeen als Facebook altijd al interessant: los van de reclame die ik voor mijn concerten kan maken, is het leuk om met de familie in Zuid-Afrika en met vrienden all over the globe contact te houden. En voor je het weet komt er weer een leuke discussie voorbij! Omdat iedereen in deze periode meer actief is op het internet, neemt het aantal opinies met bijbehorende discussies nog eens enorm toe. Veel van die discussies zijn overigens niet onder de noemer leuk te scharen en ik vroeg me af wat er zoal aan onderliggende oorzaken te vinden zou zijn. Om een en ander overzichtelijk te houden, ging ik analytisch te werk: dat is nu eenmaal hoe mijn brein werkt. Herkent u de volgende menstypes?

  1. Ik weet hoe het zit. Het heerlijke gezegde niet gehinderd door enige kennis is op mij geheel van toepassing. Dat houd me op geen enkele manier tegen om mijn mening -al dan niet met spelfouten- te ventileren op het net. Er zijn veel gelijkgestemden te vinden, maar ook mensen die er net zo hard ingaan om te bewijzen dat ik dom ben. Het levert veel vuurwerk op, maar weinig zinvol resultaat.
  2. Ik bedoel het allemaal heel goed, maar heb een beperkt referentiekader. Om met de onnavolgbare Marten Toonder te spreken: ik heb niet zo’n groot denkraam. Toch deel ik mijn mening, tips en smaak graag met anderen, in de hoop dat ze er iets aan hebben. Ook hier zijn er veel sympathisanten en als er niet teveel types van het hierboven genoemd kaliber voorbij komen, is er een positieve sfeer.
  3. Ik weet wel een en ander, maar realiseer me dat het succes in de oneliners zit, niet in de genuanceerde uitspraken. Heel bewust kies ik daarom voor mainstream aanpak, zodat ik er zelf op allerlei manieren beter van word.
  4. Ik probeer de nuance te zoeken, omdat ik door veel te blijven lezen en luisteren ontdekt heb dat zwart-wit nauwelijks bestaat. Hoewel het aantal gelijkgestemden exponentieel afneemt in vergelijking met bovenstaande typen, probeer ik toch steeds mensen te bereiken, ook als ze een andere mening hebben. Ik realiseer me daarbij wel dat de verzuiling dankzij internet alleen maar toeneemt: voor je het weet zit je in een hokje of ben je uitsluitend voor eigen parochie aan het preken.
  5. Ik heb een zeer groot denkraam en blijf altijd studeren. Omdat ik de vier bovenstaande typen haarscherp in beeld heb, besluit ik om me terug te trekken uit het debat en mijn kennis en kunde alleen met een klein groepje gelijkgestemden te delen.

Juist in deze Corona-crisistijd kom je bovengenoemde typen regelmatig tegen, behalve nummer 5 uiteraard. De botte meningen van nr. 1 vieren hoogtij, maar ook goedbedoelde tips en verhalen van het tweede type. Dan de gevaarlijke mensen, die er zelf vooral beter van willen worden over de rug van anderen. De verborgen agenda is in mooie woorden verpakt, maar wordt duidelijk als geld en/of macht een rol gaan spelen. Type 4 wordt in deze tijden op de proef gesteld; immers, je kunt de moed zomaar opgeven tegenover de muur aan onkunde, onnozelheid en berekening. En dan schiet je zomaar door naar de geleerde kluizenaar, die nog slechts een handjevol getrouwen aan zich weet te binden.

Ik constateer hierbij iets dat maatschappijbreed gevolgen heeft. Specialist versus beunhaas, opportunist versus idealist. En het is aanwezig in alle delen van de samenleving: politicus en politieman, deurwaarder en dominee. Daarbij kan religie in deze tijden overigens zeer verbindend werken en werkelijk belangrijk zijn. Maar soms levert het ook desinformatie en valse hoop op.

Op mijn eigen vakgebied: dat van de muziek, zijn de verschillen ook manifest. En omdat je -net als in de politiek- afhankelijk bent van een publiek, is het des te duidelijker zicht- en hoorbaar. Als ik even dicht bij huis blijf: bij organisten kom ik werkelijk van alles tegen. Zo worden er (nog meer) tenenkrommende filmpjes geplaatst van mensen die er zelf van overtuigd zijn dat ze talent hebben. Ook wordt er troost gezocht in het delen van (quasi) religieuze muziek die gespeend is van enige kwaliteit. Dezelfde smakeloosheid wordt ook aangeboden door mensen die beter zouden moeten weten, maar de commercie als belangrijke motivatie hebben. Ik zag tot mijn grote verbazing al in de eerste week van het (beperkte) sociale isolement allerlei acties waarbij er online genoten kon worden van muzikale videopresentaties. Behalve het bijna obsessief zichtbaar willen zijn, werd het ook al snel duidelijk dat en hoe er geld gedoneerd kon worden aan de betreffende musicus. Maar gelukkig zie ik ook prachtige initiatieven om het moois dat we als kunstsector nu niet live kunnen brengen, toch online beschikbaar te maken.

Kunstenaars kunnen niet zonder publiek en daarom loont het om na te blijven denken hoe je mensen aan je weet te binden, zonder dat het tegen je eigen geweten in gaat. Want door de eeuwen heen is het nooit anders geweest: het volk wil brood en spelen. Patat met appelmoes zal altijd veruit favoriet zijn en fastfood kom je op dus ook op muziekgebied volop tegen. André Rieu trekt volle zalen, terwijl een gespecialiseerd barokensemble voor een bestaan moet vechten. En Rieu is op zijn beurt weer een kleine jongen als je het afzet tegen de enorme popmuziek-industrie. Geen wonder dat er zelfs onder de meest serieuze musici een trend is om door bijvoorbeeld crossovers of minimalisme een groter publiek te bereiken. Is dat alleen maar slecht? Moet kunst bij voorbaat de vijand van commercie zijn? Een eenduidig antwoord hierop is onmogelijk. Ik vind zelf de muziek van minimalisten als bijvoorbeeld Arvo Pärt, Eric Whitacre, Simeon ten Holt en Morten Lauridsen heel effectief, maar ook dodelijk saai na korte tijd. Maar ze weten de weg naar het grote publiek wel te vinden. Als je het combineert met zwaardere kost, ontstaat er zomaar een aantrekkelijk programma dat kwaliteit heeft en ook publiek trekt. Op orgelgebied gaat dat net zo: een complete Messiaencyclus kan ik wel prachtig vinden, maar zal wellicht geen volle kerk trekken. Maar combineer je deze topmuziek uit de twintigste eeuw met laagdrempeliger werk uit bijvoorbeeld de negentiende eeuw, zou het wel eens kunnen werken. De kunst is, denk ik, om de artiest niet tegenover het publiek te zetten, maar een beweging naar elkaar toe te maken. Vooral niet door uitsluitend zoetigheid op het menu te zetten, maar wel door een gebalanceerde maaltijd met voorgerecht, hoofdgerecht en dessert aan te bieden. Daarbij is het heerlijk dat de echte specialisten ook gewoon blijven, maar het is ook fijn om te merken dat er gewerkt wordt aan nieuw publiek. Want kenner ben je niet zomaar: na de patat met appelmoes moet je ook groente leren eten. En je gaat het nog lekker vinden ook! Je geestelijke gezondheid gaat er door deze vitaminen sowieso ernstig op vooruit.

Daarom zou het een mooie bijkomstigheid zijn als mensen die nu meer tijd hebben gaan lezen, luisteren en studeren. Netflix en online poker zijn er natuurlijk als de kippen bij met mooie aanbiedingen, maar het geduldige, verstofte boek in de kast of de website die normaal gesproken niet met tienduizenden tegelijk bezocht wordt, biedt zich ook aan. Ook kun je je smaak verder ontwikkelen op muziekgebied: er is zoveel moois gecreëerd in de afgelopen eeuwen!

En dan is internet een zegen: wat is hier niet allemaal te vinden, te bekijken en te beluisteren!

Er is maar één nadeel: op den duur hoeft die patat met appelmoes niet meer zo vaak, omdat je zoveel nieuwe, rijkere smaken hebt leren kennen. Het kan resulteren in een communicatieprobleem met mensen die vinden dat smaken nu eenmaal verschillen en die het woord ‘elitair’ als scheldwoord in de mond nemen. Het is een onvermijdelijk gevolg van de titel die ik dit schrijfsel gaf.  Smart heeft in de wereldtaal Engels gelukkig een betere klank.