Een kerkgebouw vertelt een verhaal. Je kunt aan de vorm, de inrichting en de gebruikte materialen iets te weten komen over het soort gemeente dat daar samenkomt. Laten we eens twee uitersten tegenover elkaar zetten. In een willekeurige oude stad kun je in het centrum vaak een kerkgebouw aantreffen met hoge torens en indrukwekkende afmetingen. Het duizelt je als je de kerk binnenkomt: wat een ruimte en wat een pracht aan vormen en kleuren! In een buitenwijk van dezelfde stad kan ook een eenvoudig vormgegeven kerk staan, die vooral soberheid uitstraalt. Een kansel en de zitplaatsen domineren het interieur. Beide kerken representeren het Christendom, maar op totaal verschillende wijze. Het eerste kerkgebouw lijkt vooral te willen zeggen: dit is het huis van God en voor God is het beste niet goed genoeg. Het tweede gebouw lijkt uit te stralen dat God overal gediend kan worden en dat het geloof vooral uit het horen is. Beide overtuigingen hebben goede papieren vanuit de Bijbel en vandaar dat deze grote verschillen in vormgeving naast elkaar blijven bestaan.

Juist omdat de beide stromingen vanuit de Bijbel te verdedigen zijn, is het goed om te kijken of er vanuit ons eigen menselijke gedrag iets over deze materie te zeggen is. Dat lijkt arbitrair, maar er zijn goede redenen om dit toch te doen. Allereerst belijden we dat we naar Gods beeld geschapen zijn. Dat impliceert dat we al dan niet bewust in ons leven dingen doen en laten die vanuit een Goddelijke oorsprong zijn ontstaan. Het werkt enorm inzichtgevend als je ontdekt dat bepaalde gedragingen universeel zijn en daarom wereldwijd en in de geschiedenis voortdurend terugkomen. Het is vervolgens belangrijk om te achterhalen wat de essentie van die gedragingen is.

Laten we het rijke woord ‘thuis’ eens onder de loep nemen; een woord dat onmiddellijk veel associaties oproept en diep in ons DNA verankerd is. Je zou met goed recht kunnen beweren dat ons ‘thuis’ de wereld is. Toch is dit erg algemeen; onwillekeurig besef je dat dit geen recht doet aan het woord ‘thuis’. Daarom moet er gespecificeerd worden: als je zegt dat Nederland je thuis is, wordt de inhoud en gevoelswaarde al heel anders. Je bent nu immers deel van een groep, waarmee je je identificeert. Als je vervolgens zegt dat Groningen je thuis is, wordt het nog specifieker; je hoeft immers maar de sentimenten rond sportwedstrijden te beschouwen om te weten hoe belangrijk het is om deel uit te maken van een provincie of stad.

Toch komen we pas echt bij het brandpunt van het begrip ‘thuis’ als je het hebt over je eigen woning. De plek waar je werkelijk ‘bent’ en die je kunt delen met gezinsleden. En nu komt het boeiende: opeens gaan details er toe doen. Denk maar aan de bijzondere tijd als je een nieuwe woning betrekt: hoeveel energie wordt er niet gestoken in het uitzoeken van meubels, vloeren, kleuren en gordijnen! Zelfs uiterst pragmatische mensen, die met de mond belijden dat een dak boven je hoofd het belangrijkste is, denken wel degelijk na over de inrichting van hun huis. Ook blijken symbolen belangrijk te zijn. Foto’s van kinderen of kleinkinderen zijn symbolische representanten van personen die je lief zijn en waar je regelmatig aan herinnerd wilt worden. Schilderijen of reproducties aan de muur representeren je liefde voor de natuur of voor bepaalde plaatsen en onderwerpen. Zelfs een boekenkast is symbolisch: de boeken worden immers niet dagelijks gelezen, maar hun aan- of juist afwezigheid zegt veel over de dingen die je belangrijk vindt. Zelfs de grootte en plaatsing van een televisie is zo symbolisch te duiden, net als de aanwezigheid van een eettafel, een klok of de mate waarin je ‘chaos’ toestaat in je huis.

Nu terug naar de kerk. Als de visie van een gemeente is dat we God ontmoeten in zijn huis, zou het gevolgen moeten hebben voor de aankleding en inrichting van het gebouw en de liturgie. De notie dat je God overal kunt dienen maakt niet wezenlijk een verschil, tenminste, als je de zondagse eredienst ziet als brandpunt van het ‘thuis’ van de gemeente. Maar misschien is dat wel een heel wezenlijk aspect waarover nagedacht moet worden in veel westerse kerken: zien we de eredienst nog zo? Het valt me op dat erediensten niet zelden vormgegeven worden rond termen als ‘herkenbaar’, ‘laagdrempelig’ en ‘veelkleurig’. Wat wij als ‘thuis’ ervaren op het gebied van taal, vormgeving en muziek, wordt een drijfveer om iets soortgelijks in de eredienst te realiseren. Allereerst is dat per definitie onmogelijk, omdat er nu eenmaal veel smaken zijn, die je niet zomaar onder de noemer ‘veelkleurigheid’ in goede harmonie bij elkaar kunt brengen. Maar veel belangrijker: is het uitgangspunt nu niet dat God zich thuis zou moeten voelen, maar dat wij dan graag zelf de inrichting van zijn huis bepalen? Maar wie weet wat Gods smaak is als het om deze zaken gaat? Zijn we niet terug bij af; voor iedere smaak vind je wel een Bijbeltekst?

Ik denk het niet, want er is nu wel een richting gegeven. Niet onze goede bedoelingen en ervaringen moeten leidend zijn, maar we moeten allereerst op zoek naar de contouren van de ‘ideale eredienst’ in de Bijbel. En dan gaat er een schatkist open! Om maar een paar zaken te noemen: offerdienst en andere rituelen in het Oude testament, de makelij en inrichting van tabernakel en tempel, de structuren en inhoud van de Psalmen, het leven en sterven van Jezus, de eerste gemeenten, de brieven van de apostelen en het zo wonderlijke boek Openbaringen, dat steeds weer terugverwijst naar beelden en symbolen uit oude tijden. De verbanden tussen de verhalen en de manier waarop de Bijbel ongelofelijk veel lagen heeft, maken een diepgaande studie ontzettend verrijkend. De focus op verhalen die ons aanspreken en die in ons beeld van kerk zijn passen is heel menselijk, maar per definitie veroorzaken ze een kokervisie. Daar kom je als mens nooit helemaal van los, maar het serieus nemen van de Bijbel in zijn volle omvang is de belangrijkste stap.

En daar houdt het niet op. De kerk heeft door de eeuwen heen steeds geworsteld met deze materie. Het zou van weinig respect getuigen als we met de rug naar deze enorme erfenis gaan staan en net doen alsof we alleen voor het hier en nu kerk willen zijn. We staan immers in een enorme traditie en zijn ook maar een stipje op de lijn van schepping tot herschepping. De kerk zou bij uitstek de plaats moeten zijn van lange-termijn denken in plaats van hypes. We krijgen pas richting als we weten waar we vandaan komen. Overigens blijkt juist deze existentiële vraag in het postmodernisme actueler dan ooit. Het ‘thuis’ van God is daarom een antwoord op de onzekerheid en chaos van het menselijk bestaan.